Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Hoe staan sport en bewegen tot preventie en de decentralisaties in het sociaal domein? (2015)

Het afgelopen jaar zijn de decentralisaties (WMO, Participatiewet, Jeugdzorg) het gesprek van de dag binnen de sport- en beweegsector, hierna samengevat als ‘sport’. Sport draagt op kortere en langere termijn in potentie sterk bij aan preventie in de zorg. Het is dus logisch om sport in de decentralisaties een prominente rol toe te dichten. Op dit moment zit sport niet in het ‘hart’ van de decentralisaties, maar de verwachting is dat het op iets langere termijn binnen het sociaal domein wel een urgent thema wordt. NISB gaat er vanuit dat de huidige decentralisaties een eerste stap zijn in een steeds integraler gemeentelijk beleid. Hoe integraler het beleid, hoe meer behoefte aan inzicht in de wijze waarop sport een effectieve bijdrage kan leveren aan de participatie en gezondheid van kwetsbare groepen.

Piramidemodel sport en decentralisaties

NISB geeft aan de hand van een piramidemodel aan hoe sport zich verhoudt tot de decentralisaties. Het model onderscheidt de bevolking in vier groepen, variërend van geen (gezondheids)probleem tot en met de groep die intramurale zorg ontvangt. Het model biedt een denkkader voor het lokale decentralisatiebeleid. Het helpt om andere beleidsterreinen te betrekken bij de uitdaging om naar behoefte zorg te kunnen blijven bieden, gecombineerd met het efficiënt omgaan met (financiële) middelen. NISB ontwikkelt het model tot een definitieve versie.

Tijdens het NCVGZ 2015 verzorgde NISB een workshop, waarin het piramidemodel werd toegelicht. Vervolgens stelden de deelnemers zich voor welke factoren belemmerend en kansrijk zijn om sport en bewegen als middel in het sociaal domein te gebruiken. Zij spitsten zich toe op verschillende actoren, zoals burgers, sociale wijkteams, sportaanbieders, gemeenten, zorgprofessionals en kennisinstituten. Het kader van het vraagstuk bestond uit onderwerpen als openbare ruimte, kennis en informatievoorziening, wet- en regelgeving, normen en waarden en financiering. De deelnemers, vertegenwoordigers van GGD’en, gemeenten en kennisorganisaties, legden hun bevindingen vast in een overzicht van perspectieven en barrières voor de sport in het sociaal domein. Een aantal ervan zijn hieronder uitgelicht.

Barrières en perspectieven

  1. Burgers ervaren nog weinig functioneel groene buitenruimte om te sporten en bewegen. Door de openbare ruimte beweegvriendelijk in te richten en te zorgen voor sport- en beweegactiviteiten, voorzien gemeenten in de behoefte van burgers. Een beweegvriendelijke omgeving biedt een gemeente tal van mogelijkheden. Een van de factoren die een omgeving beweegvriendelijk maakt, is groen. Op groene plekken kunnen burgers veelal wandelen, fietsen, spelen, recreëren, ontmoeten en sporten.
  2. Zorgprofessionals verwijzen hun cliënten steeds vaker door naar professionals in de sport- en beweegsector. Samenwerking tussen zorg en sport en bewegen is nodig om mensen met gezondheidsrisico’s naar gezonder gedrag te begeleiden.
  3. Sociale wijkteams zijn nog niet voldoende op de hoogte van sport- en beweeginitiatieven in de wijk. Wijkcoaches zijn bij uitstek geschikt om burgers te informeren over sport- en beweeginitiatieven in de buurt.
  4. Integraal beleid leidt meestal tot samenvoeging van budgetten. Uiteenlopende beleidsterreinen en partnerorganisaties richten zich gezamenlijk op de verschillende factoren die lichamelijke activiteit stimuleren. Zo worden verschillende maatregelen en interventies in samenhang ingezet voor diverse doelgroepen en hun omgeving.
Literatuurverwijzing: Bolt, C., & Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) (2015). Hoe staan sport en bewegen tot preventie en de decentralisaties in het sociaal domein?.

Omschrijving