Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Nederlandse sportonderzoekers werken goed samen (2015)

Auteur(s), Organisatie(s): Micha Peters, Arko Sports Media

“Het gaat om een verkennend onderzoek dat we in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben gedaan in Nederland, België, Duitsland, Engeland en Denemarken”, zo legt Harold van der Werff van het Mulier Instituut uit. “Het onderzoek kan worden beschouwd als een eerste stap in de sportonderzoekinfrastructuur in omringende Europese landen. We hebben per land enkele deskundigen op het gebied van sportonderzoek gevraagd hoe de samenwerkingen tussen de diverse instanties verlopen. Het blijkt nu dat in de meeste onderzochte landen een duidelijk en transparant beeld van de infrastructuur van sportonderzoek ontbreekt.”

Beperkte mogelijkheden om landen te vergelijken

In de studie van het Mulier Instituut wordt per land ingegaan op de geschiedenis van het sportonderzoek, de belangrijkste onderzoeksthema’s, financiering, de organisaties die het onderzoek doen, innovatie en enkele best practices. Volgens Van der Werff is er weliswaar veel informatie over sport beschikbaar, maar het probleem is dat de landen het sportonderzoek allemaal anders organiseren. “Hierdoor zijn er slechts beperkte mogelijkheden om landen met elkaar te vergelijken.” 

Toch vallen er wel degelijk interessante conclusies uit het onderzoek te trekken. Zo blijkt dat in Nederland universiteiten, para-universitaire instellingen, hbo’s en het nationale statistische bureau (CBS) veelvuldig en intensief samenwerken. In andere landen komt samenwerking tussen verschillende soorten onderzoeksinstellingen veel minder vaak voor. Ook blijkt dat er alleen in Nederland en België een overkoepelend nationaal onderzoeksprogramma bestaat.

Nederlandse samenwerking

Hoe komt het nu dat er, vergeleken met de onderzochte landen, in Nederland relatief goed wordt samengewerkt door de diverse instanties? Hugo van der Poel, directeur van het Mulier Instituut, kan dat wel verklaren: “Nederland is een klein land, waardoor het relatief eenvoudig is voor de diverse instanties om met elkaar om de tafel te gaan zitten. Verder zijn Nederlandse onderzoekers eigenlijk van oudsher wel verplicht om elkaar op te zoeken, omdat er, in tegenstelling tot veel van de onderzochte landen, geen academische centra bestaan waar mensen elkaar bij wijze van spreken dagelijks in de wandelgangen tegenkomen en kunnen overleggen over de status van hun onderzoek. In Duitsland staat in Keulen bijvoorbeeld de beroemde Sporthochschule, waar onderzoekers van allerlei disciplines onder één dak zijn samengebracht.”

Competitie in sportonderzoek

In Nederland is de samenwerking van sportonderzoekers volgens Van der Poel midden jaren negentig in gang gezet met de introductie van de onderzoeksprogramma’s Waarden en normen in de sport (I en II) van VWS. “Zo werden eigenlijk voor het eerst de sociale sportonderzoekers bij elkaar gebracht. In het verlengde van deze programma’s is in 2002 het Mulier Instituut opgericht. Niet lang daarna zijn ook onderzoekers op het gebied van prestatieverbetering en innovatie in de sport meer gaan samenwerken in organisaties als LOSO en InnoSportNL. In de ban van het Olympisch Vuur is vanaf 2010 gewerkt aan een Kennisagenda Sport en een Sectorplan Sportonderzoek en -onderwijs, om het sportonderzoek een extra impuls te geven en tot een nog betere coördinatie van onderzoek, (hoger) onderwijs en innovatie op het gebied van sport te komen.” 

Als je het geld verdeelt op basis van een vorm van aanbesteding, dan maak je er een soort competitie van voor concurrerende onderzoeksgroepen en instellingen. – Hugo van der Poel (Mulier Instituut).

Dat laatste is volgens Van der Poel maar ten dele gelukt. “Als er weinig middelen zijn, en je verdeelt dat geld op basis van een vorm van aanbesteding, dan maak je er een soort competitie van voor concurrerende onderzoeksgroepen en instellingen. Dat is de situatie waar we meer en meer in terecht komen, terwijl de prikkels voor samenwerking op programmatisch niveau zwakker worden.”

Het rapport van Mulier Instituut:

‘Sport research infrastructure – an exploratory research in five European countries’

Literatuurverwijzing: Peters, M., & Arko Sports Media (2015). Nederlandse sportonderzoekers werken goed samen.

Omschrijving