De angst voor vrijheid (1952)

Toen de mens zich ontworsteld had aan de heerschappij van de absolute staat en de middeleeuwse kerk, en het scheen dat door de beginselen van economisch liberalisme, politieke democratie, religieuze autonomie en individualisme in het persoonlijk leven zijn vrijheidsideaal zou worden verwerkelijkt, bleek dat hij, bevrijd van vele boeien der oude maatschappij toch ook haar begrenzing en zekerheid miste: hij voelde zich eenzaam en machteloos en was maar al te zeer bereid zijn eigen vrijheid en verantwoordelijkheid in te ruilen voor de veilige afhankelijkheid van een of andere autoriteit. Uitgaande van deze problemen geeft de schrijver een studie over de karakterstructuur van de mens in de hedendaagse samenleving en belicht hij de gevaren die die democratie bedreigen.