Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Sociaal en institutioneel vertrouwen in Nederland (2015)

bevolkingstrends 2015

In dit artikel staat het sociaal en institutioneel vertrouwen centraal. Eerst wordt bekeken in hoeverre het sociaal en institutioneel vertrouwen in Nederland is veranderd in de afgelopen twee jaar. Daarnaast worden de relaties tussen sociaal en institutioneel vertrouwen onderzocht. Vervolgens wordt ingegaan op de relatie tussen individuele kenmerken van mensen (waaronder leeftijd, opleiding), participatie en vertrouwen. Een groot deel van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder heeft vertrouwen in elkaar en in een aantal maatschappelijke en politieke instituties. In 2012 en 2013 heeft 58 procent vertrouwen in de medemens. Bijna zeven op de tien burgers hebben in beide jaren vertrouwen in rechters en politie. Het vertrouwen in het leger is tussen 2012 en 2013 met drie procentpunt gestegen naar 62 procent. Het vertrouwen in andere instituties is minder groot en gedaald, bijvoorbeeld het vertrouwen in kerken, ambtenaren, de Tweede Kamer, de Europese Unie, banken en grote bedrijven. Vooral opleidingsniveau en leeftijd zijn relevant voor de mate van vertrouwen. Hoe hoger de opleiding en hoe jonger, hoe meer vertrouwen. Ook geldt dat mensen die meer participeren in de samenleving meer vertrouwen hebben. Dat kan deels worden verklaard doordat mensen die participeren zich in individuele kenmerken onderscheiden van mensen die niet participeren.

Literatuurverwijzing: Arends, J., & Schmeets, H. (2015). Sociaal en institutioneel vertrouwen in Nederland: bevolkingstrends 2015. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Omschrijving