Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Te weinig bewezen effectieve blessurepreventie in Nederland (2015)

Auteur(s), Organisatie(s): Tessa de Wekker, Arko Sports Media

Als eerste aanzet deden het RIVM en NISB een quickscan van bestaande literatuur. Ook werden experts op het gebied van blessurepreventie gehoord. De belangrijkste conclusie: het aanbod van goede, bewezen effectieve, interventies is klein in Nederland. Ook blijken maar weinig sporters zin te hebben iets te doen om blessures te voorkomen.

De laatste jaren is er steeds meer aanbod van trainingsprogramma’s om blessures te voorkomen. Of deze allemaal werken, is de vraag. In Nederland zijn nog maar weinig bewezen effectieve interventies om blessures te voorkomen, concluderen RIVM en NISB. Interventies die veel door sporters en clubs gebruikt worden, moeten daarom op hun effecten worden onderzocht, raden de onderzoekers aan. Niet alleen in een gecontroleerde omgeving, maar vooral ook in de praktijk. “Er is een wezenlijk verschil tussen werkzaamheid van interventies in gecontroleerde effectstudies en de werkzaamheid en gebruik van interventies in de praktijk. Versterking van implementatieonderzoek, waarbij het verspreiden van interventies en het daadwerkelijk gebruik in de praktijk centraal staat, wordt daarom aanbevolen”, schrijven de onderzoekers in hun rapport.

Preventieprogramma’s

Een andere uitkomst van het onderzoek is dat nog maar weinig sporters een blessurepreventieprogramma volgen. Deels komt dat door onbekendheid, deels door onbereidheid bij sporters. Dat komt omdat de interventies vooralsnog slecht aansluiten op de belevingswereld van de sporter. Veel bestaande blessurepreventieprogramma’s zijn sport-breed. Maar laat een voetballer of volleyballer juist preventieve oefeningen met een bal doen en zet bij een hardloper bijvoorbeeld oefeningen gericht op looptechniek centraal, zeggen de onderzoekers. Zo zijn die sporters niet alleen bezig met het voorkomen van blessures, maar vinden ze de oefeningen tegelijkertijd ook leuk en werken ze aan het verbeteren van hun prestatie. “Om de implementatiekans van interventies te vergroten is het van belang interventies te ontwikkelen die sportspecifiek zijn en bij voorkeur zo kort en efficiënt mogelijk.”

Overbelasting

Een derde conclusie van RIVM en NISB is dat er nog te weinig onderzoek is gedaan naar het voorkomen van overbelastingsblessures. Het gros van het bestaande onderzoek richt zich op acute blessures, terwijl blessures die geleidelijk ontstaan veel voor komen. Bovendien heeft veel onderzoek vooral aandacht voor blessures aan enkels, voeten en knieën. Er is te weinig oog voor blessures aan armen, polsen, ellebogen en schouders, met name bij sporten als tennis en volleybal.  

De quickscan van RIVM en NISB is onderdeel van het programma Sportblessurepreventie, dat ZonMW in opdracht van het ministerie van VWS heeft ontwikkeld. De onderzoekers hebben zich vooral gericht op vijf sporten waarbij in Nederland de meeste blessures voor komen: voetbal, hardlopen, tennis, fitness en volleybal.   

Sportblessurepreventie is in het leven geroepen door het ministerie van VWS. Hiermee wil minister Schippers de trend van steeds meer sportblessures breken. Inmiddels ligt het aantal blessures op meer dan 4,5 miljoen per jaar. In 2013 zochten bijna 2 miljoen sporters medische hulp bij hun blessure. Meestal gingen ze naar de huisarts of de fysiotherapeut, maar bijna 400.000 werd een medisch specialist ingeschakeld.   

Download:

Literatuurverwijzing: Wekker, T. de, & Arko Sports Media (2015). Te weinig bewezen effectieve blessurepreventie in Nederland. Sport & Strategie.

Omschrijving